Yur Publications 

Yur, dichter te Groningen               

 

HOOGWOTTER  

Gods Rozen, Judasverzen, Hoogwoatem                                                          styx Publications, Groningen 1994 (discontinu)                                                                                            ISBN 90 92 371 80 1  

Literaire Prijs Stichting Het Groninger Boek 1994


Recensies 

Twee recensies van Harm Schepers in Boukwaiten Bloaden nr. 7 en 10 bie Krödde, Grunneger Tiedschrift, nr. 56, 1994/1995, Leste Mohikoan en Hoogwotter. Hieronder de eerste in fragment in het Nederlands.

Jurrie Bosker, het zwarte schaap van de Groninger literatuur. Rebel, non-conformist.  Voor schrijvers als hij is er eigenlijk geen plaats in de gewone dialectliteratuur. Thema’s als pronkjewaail in golden raand, heimwee, moedertaal kom je bij hem niet tegen. Hij is geen schrijver voorToal en Taiken (ts). Om eerlijk te zijn. Er is bijna geen publiek voor hem. We hebben het een jaar of wat geleden gezien bij Henry Hes. Als die verstandig was geweest, had hij in het Nederlands geschreven, zoals nu Nanne Tepper. In procenten bekeken is het ploegje liefhebbers eveneens miniem, maar in de praktijk hou je daar in een kleine literatuur als de Groninger bijna geen mens aan over. Het tekent de romanticus Bosker dat hij voor De Laatste Mohikaan wil spelen.  Ik had het zonet over schrijvers als hij. Duidelijk: die zijn er in de Groninger literatuur niet. Ik geloof ook niet dat dat erg is. Eén Bosker is meer dan genoeg. Maar ook in de Nederlandse literatuur heeft hij geen bondgenoten. Ook daar zou hij bij de absolute avant-garde horen. Ik vind het mooi dat hij deze prijs heeft gekregen, maar ik had nog liever gezien dat hij een algemene literaire prijs had gekregen. Daar heeft hij wat kwaliteit betreft recht op. We kennen allemaal het verschijnsel dat dialectschrijvers prijzen krijgen voor werk waar ze dat in een standaardtaal nooit voor hadden gekregen. Dat is bij Bosker niet zo. Met zo’n prijs als deze komt hij bij Nederlandse lezers niet onder de ogen. Zonde. Bosker is in de literatuur, wat in de Duitse neo-expressionistische schilderkunst een Neue Wilde wordt genoemd. Denk aan figuren als Baselitz, Lupertz, Middendorf. De moderne pendant van ruige stadsschilders in een ruige techniek als Grosz, Beckmann. Juist dat soort van expressionisme dat we bij de Groninger Ploegschilders bijna niet vinden. Bij Dijkstra, Alting – ik noem maar wat voorbeelden – is de stad even licht als bij die Duitsers zwart en verlopen. Bosker schildert wat De Ploeg heeft laten liggen. Zijn Groningen is geen pronkjewaail in golden raand, maar een oude doos met zwarte nagels. Drank, goddeloosheid, geen uitzicht en daarover wordt niet gezeurd. De wereld is niet anders. Er is geen redden aan, maar er is jenever. Zijn geschreeuw houdt je wakker en dat hoort ook zo bij levendige poëzie. Te veel dialectliteratuur is bedoeld als tranquilizer. En slaapmiddelen worden genomen door mensen die niet om zich heen willen kijken, of durven.  Zijn techniek is als bij de Neue Wilden. Ruig. Hij vervormt de taal, zinnen zijn onvolledig, ongrammaticaal. Hij houdt van sterke contrasten, stapelt de ene woordassociatie op de andere. Sfeertekening is veel belangrijker dan verifieerbare inhoud. Hij speelt met een écriture automatique zoals je die bij nonsensdichters tegenkomt: Lewis Carroll met zijn Alice in Wonderlaand, Morgenstern. Of spelen het goede woord is? Zijn roetzwarte kunst heeft meer van obsessieve angstdromen van een Ploegdichter als Hendrik de Vries, bij wijlen fauvist van het eerste uur. Als bij hem één ding opvalt, is het de strakke vorm. Ook bij Bosker is ruigte meestal schijn. Het zijn sonnettenkransen, niet van het makkelijkste. Zijn gedichten kennen een dwingende maat, een soepel, lang metrum dat als een basso continuo onder de tekst zit, dat genegeerd kan worden, vaak gedragen door binnenrijmen. Goddank niet zo dodelijk als een drumcomputer van een keyboard. Bosker syncopeert alsof hij Jazz speelt, of moderne rap.       


__________________________

HONGERIGE WOLF                                                        

aan het sterfbed van mijn vader                                                                                                                                  15 sonnetten  

Yur Publications, Groningen 2019 (discontinu)                                                                                                ISBN  978 90 829 265 0    

eerder gepubliceerd in het Gronings dialect in Krödde, Grunneger Tiedschrift nr. 70-75,1999-2000, ISNN 0169-180X, hier nog een keer opgenomen, qua spelling wat aangepast aan het Nieuw Groninger Woordenboek van K. ter Laan (Wolters-Noordhoff 1983). Na bijna 20 jaar toch maar zelf in boekvorm uitgegeven, omdat ik het zonde vond om dit verhaal ongecentreerd in het kermisstof van de geschiedenis te laten liggen.  


  

 


 

 





PS. Naar aanleiding van onderstaande recensie van Bas Jongenelen nog een citaat van Harm Schepers: 

 '(...) En niets is zo erg, zegt Proust, als het soort van critici dat schrijvers als Nerval - en naar mijn mening ook jij dus, Bosker- "graag verarmt en uitmergelt met een puur formele interpretatie. (...) - Boukwaitbloaden nr 17 bie Krödde, juni 1994, Hoog Wotter, blz 27 t/-m 30).   


https://www.neerlandistiek.nl/2019/11/hongerige-wolf/ Bas Jongenelen                  


Het sonnet is een van mijn favoriete literaire vormen, vooral als het om een sonnettenkrans gaat. Zodra ik ergens de getallen 14 of 15 in de omgeving van een sonnet zie, dan let ik extra op. Iemand wees mij op de dichtbundel Hongerige Wolf van Yur, een bundel van 15 sonnetten – nou, in die bundel was ik natuurlijk meteen geïnteresseerd. Ook omdat Yur het pseudoniem is van Jurrie Bosker (pseudoniem van R.K. Doff) en Bosker heeft eerder sonnettenkransen geschreven. Zij het niet al te strakke kransen. Zou Hongerige Wolf een echte sonnettenkrans zijn?

Een sonnettenkrans is een reeks van 15 gedichten. 14 daarvan zijn aan elkaar gekoppeld: de laatste regel van het ene sonnet is de 1e regel van het volgende. De laatste regel van sonnet 14 is de 1e regel van sonnet 1. Als je laatste regels (of de 1e regels) van de 14 sonnetten onder elkaar zet, dan heb je automatisch een 15e sonnet gegenereerd: het meestersonnet.

Hongerige Wolf is een tweetalige bundel, ieder sonnet staat er in het Nederlands en in het Gronings. Leuk. Maar waarom zijn de gedichten gecentreerd? Dat vind ik altijd zo lelijk. Sinterklaasgedichten mogen gecentreerd zijn, maar daarvoor en daarna is het gewoon klaar. Gedichten lijn je rechts uit.

Ik zal Hongerige Wolf alleen op de vorm beoordelen, over de inhoud zeg ik niets. De vraag is immers of Hongerige Wolf een sonnettenkrans is. Nou, tot en met sonnet IV wel, daarna gaat scheef lopen. De 1e regel van sonnet V is niet precies de laatste regel van IV. In plaats van ‘Jij begrijpt het niet’, staat er ‘Ik begrijp het niet.’ Dan loopt het goed door tot en met sonnet XII. Sonnet XIII is namelijk helemaal geen sonnet. Ineens staat er een gedicht van 18 regels in de bundel! Dat was niet de afspraak. Sonnet XIV heeft een iets gewijzigde 1e regel (‘Ik zag Jezus’ in plaats van ‘Zag ik Jezus’).

De laatste regel van sonnet XIV is niet de 1e regel van het 1e sonnet. Daarmee vormen de 14 sonnetten misschien wel een guirlande, maar in ieder geval geen krans. Het meestersonnet begint netjes met de 1e 2 regels van sonnetten I en II, maar daarna komen er 2 compleet nieuwe regels. Het meestersonnet loopt verder met enkele kleine variaties op de 1e regels verder.

Al met al keur ik Hongerige Wolf af als sonnettenkrans. En dat is jammer. Laat ik toch maar wel iets over de inhoud zeggen: die is ontroerend. Inhoudelijk is het eigenlijk best een sterke bundel, maar de inhoud (daar ben ik van overtuigd) zou zo veel beter tot zijn recht zijn gekomen als Yur voor de strakke vorm van een echte sonnettenkrans had gekozen.